36. Barensweeën doen pijn, maar dan!

‘De vrouw heeft, wanneer zij baart, droefheid,
wanneer haar uur gekomen is.

Maar wanneer zij het kind gebaard heeft,
herinnert zij zich haar bedruktheid niet
uit vreugde dat er een mens in de wereld gekomen is.

Ook jullie hebt nu wel droefheid,
maar ik zal jullie weerzien,
en jullie hart zal verheugd zijn,
en jullie vreugde kan niemand van jullie afnemen.

En op die dag zullen jullie mij niets ondervragen’.

Johannes 16, 21-23a

Lees verder

Geplaatst in Johannes 16 | Reacties uitgeschakeld voor 36. Barensweeën doen pijn, maar dan!

35. Pasen is opstaan uit het graf. Zonder einde. Voor iedereen

Jezus wist dat zij hem iets wilden vragen, en zei tot hen:
‘Waarover vragen jullie onder elkaar,
dat ik zei: even en jullie zien mij niet,
en weer even en jullie zullen mij zien?

Voorwaar, voorwaar, ik zeg jullie:
dat jullie zullen wenen en klagen,
maar de wereld zal blij zijn;
jullie zullen bedroefd zijn,
maar jullie droefheid zal in vreugde veranderen’.

Johannes 16, 19-20

Het afscheid nadert nu met rasse schreden, maar dat afscheid kan niet bemoedigender worden beklonken dan nu. Wat te gebeuren staat, is, uiterlijk gezien: lijden, dood en vernietiging. Maar de hoofdpersoon maakt nogmaals op superieure wijze – boven de geschiedenis staand – duidelijk, dat het omgekeerde het geval is. Lees verder

Geplaatst in Johannes 16 | Reacties uitgeschakeld voor 35. Pasen is opstaan uit het graf. Zonder einde. Voor iedereen

34. Wat hij bedoelt, komt morgen. En wij morren en sputteren

‘Nog even en jullie zien mij niet meer,
en weer even en jullie zullen mij zien’.

Enigen van zijn leerlingen zeiden tegen elkaar: ‘Wat is dat wat hij ons zegt: even en jullie zien mij niet meer, en weer even en jullie zullen mij zien? En: want ik ga naar de Vader?’ Zij zeiden dus: ‘Wat is dat wat hij zegt: ‘even’?

Wij weten niet waar hij het over heeft’.

Johannes 16, 16-18

Het verhaal wordt nu, zo tegen het einde, even dramatisch, dat wil zeggen: bewegelijk. De tafelgenoten gaan zich roeren. En niet zomaar: zij smiespelen en morren met elkaar, halen de schouders op en keren zich na enig gemompel tot de spreker. Er ontstaat dus even een kleine woordenwisseling; de leerlingen zijn even aan de overkant en haken af. Intermezzo. Lees verder

Geplaatst in Johannes 16 | Reacties uitgeschakeld voor 34. Wat hij bedoelt, komt morgen. En wij morren en sputteren

33. Na twintig eeuwen gaat hij alle grenzen te buiten

Het 38 meter hoge beeld van Christus de Verlosser kijkt uit over de miljoenenstad Rio de Janeiro.

‘Hij zal mij verheerlijken,
omdat hij van mij zal ontvangen
en aan jullie verkondigen.

Alles wat de Vader heeft, is van mij;
daarom heb ik gezegd,
dat hij van het mijne ontvangen heeft
en aan jullie verkondigt’.

Johannes 16, 14-15

‘Verheerlijken’, – daar is dat moeizame woord weer. Reeds in de joodse bijbel betekende ver-heer-lijken: datgene wat een mens (en God) aanzienlijk maakt en gewicht geeft. Heerlijkheid is: gezag, het voor het zeggen hebben. Het is de eigenschap van de Eeuwige, die schraagt wie dreigen te vallen en de gebogenen opricht. Lees verder

Geplaatst in Johannes 16 | Reacties uitgeschakeld voor 33. Na twintig eeuwen gaat hij alle grenzen te buiten

32. Ik schrijf dit wel op, maar het gaat mij ook te boven

‘Nog veel meer heb ik jullie te zeggen,
maar jullie kunnen het nu niet verdragen;
maar wanneer hij komt,
de geest der waarheid,
zal hij jullie brengen tot de volle waarheid;

want hij zal niet spreken uit zichzelf,
maar hij zal spreken wat hij hoort,
en hij zal de komende dingen aankondigen’.

Johannes 16, 12-13

De afscheidstoespraak lijkt nu, naar de letter genomen, met zichzelf in tegenspraak te zijn. Kort geleden was Jezus in de mond gelegd: ‘alles wat ik van mijn Vader gehoord heb, heb ik aan jullie doen kennen’ (15,15). En nu lijkt Jezus nog veel meer te willen zeggen, maar dat zouden de toehoorders niet aankunnen, zegt hij. Lees verder

Geplaatst in Johannes 16 | 1 reactie

31. Ieder van ons moet kiezen

‘En als hij komt,
zal hij de wereld bewijzen
over de schuld
en over de gerechtigheid
en over het oordeel.

Over de schuld,
omdat zij niet in mij geloofd hebben;
over de gerechtigheid
omdat ik heenga naar de Vader
en jullie mij niet meer zult zien;
over het oordeel,
omdat de vorst van deze wereld geoordeeld is’.

Johannes 16, 8-11

In de eerste brief van Johannes wordt de titel ‘parakletos’ aan Jezus Messias toegekend, de gerechte. Die titel behelst geen eigennaam, maar een functie. De – zoals Johannes dat noemt ‘verhoogde’ Jezus, de door de dood heen gegane en opgerichte, heeft sindsdien en daardoor een werkzaamheid, een ambacht zou men kunnen zeggen, een beroep. Lees verder

Geplaatst in Johannes 16 | Reacties uitgeschakeld voor 31. Ieder van ons moet kiezen

30. Wat was voorzien gebeurt: God woont onder mensen

De graankorrel valt in de grond, sterft en brengt dan pas vrucht voort. Een oud en veel gebruikt beeld voor Jezus.

‘Nu ga ik naar Hem die mij gezonden heeft,
en niemand van jullie vraagt mij:
waar ga je heen?

Maar omdat ik dat aan jullie gezegd heb,
heeft droefheid jullie hart vervuld.

Maar ik zeg jullie de waarheid:
het is goed voor jullie dat ik heenga,
want als ik niet heenga,
zal de helper niet tot jullie komen.

Maar als ik heenga,
zal ik hem tot jullie zenden’.

Johannes 16, 5-7

Het afscheid nadert. Het wordt al ‘nu’ en straks zal het nog dichterbij komen. Het lijkt wel, of Jezus de zijnen nu even verwijt, dat zij niet vragen: waar ga je dan heen? Maar dat hebben zij volgens de afscheidstoespraak zojuist al tweemaal gedaan (13,56; 14,57): Simon Petrus vroeg het hem en even later Thomas, één van de tweeling. Lees verder

Geplaatst in Johannes 16 | Reacties uitgeschakeld voor 30. Wat was voorzien gebeurt: God woont onder mensen

29. Het priesterdom als doodsvijand van Jezus

'Wij' en 'zij' liggen niet vast. Dat blijkt alleen al uit de geschiedenis van de dominicanen, waar Jan Nieuwenhuis lid van is: de orde is gesticht om gelovend dichtbij gewone mensen te zijn, maar speelde in de late Middeleeuwen ook een kwalijke rol in de inquisitie, de strenge kerkelijke rechtbank. Op dit 15e eeuwse Spaanse schilderij kijkt Dominicus naar een boekverbranding. De katholieke boeken branden niet, die van de Katharen wel.

‘Dit heb ik jullie gezegd,
opdat jullie niet ten val komt.

Ze zullen je uit de synagoge bannen,
ja, er komt een uur
dat ieder die jullie doodt,
zal denken een daad van godsverering te stellen.
En zij zullen (jullie) dat aandoen,
omdat ze mijn Vader niet kennen noch mij.

Maar ik heb dit tot jullie gezegd,
opdat wanneer het uur komt,
jullie je zult herinneren dat ik het jullie gezegd heb.

Dat heb ik jullie vanaf bet begin niet gezegd,
omdat ik bij jullie was’.

Johannes 16, 1-4

Nergens in de hele afscheidstoespraak is Jezus zó openhartig en tegelijk zó genadeloos over ‘ze’, de anderen, de tegenstanders, als hier en nu. We hebben het al eens gehoord: die anderen, die dwarsdrijvers, – het zijn de opperpriesters, de religieuze elite, de hotemetoten van de tempel, degenen die uitmaken wat en hoe geloofd moet worden. Lees verder

Geplaatst in Johannes 16 | Reacties uitgeschakeld voor 29. Het priesterdom als doodsvijand van Jezus

28. Aan ons moet te zien zijn, dat Hij aan het werk is

Schildering in de basiliek van St. Paulus buiten de Muren in Rome, waar Jezus is neergezet als Heer van de Kosmos.

‘Maar wanneer de helper komt
die ik jullie van de Vader zal zenden,
de geest der waarheid, die van de Vader uitgaat,
dan zal hij over mij getuigenis afleggen;
en ook jullie moeten getuigen,
omdat jullie van het begin af aan
bij mij bent geweest’.

Johannes 15, 26-27

Daar is hij weer: de ‘parakletos’. De erbij geroepene, de verdediger. In het voorafgaande is hij al ter sprake geweest. Het is de nieuwe gestalte van de opgestane en doorlevende Jezus, diens voortgezette, maar vernieuwde, want verheerlijkte aanwezigheid. Jezus zal door de dood heen gaan, en ’is’ er daarna wederom, maar op een nieuwe, geestelijke wijze. Lees verder

Geplaatst in Johannes 15 | 1 reactie

27. De hogepriesters laten hun maskers vallen

Reconstructie (Bijbels Museum, Amsterdam) van het uiterlijk van de hogepriester. Zijn bovenkleed is van blauwe wol, aan de zoom hangen kleine gouden belletjes, zodat het volk kan horen wanneer hij de tabernakel betreedt. Op het borstschild twaalf edelstenen met de namen van de twaalf stammen van Israël, die hij dus op het hart draagt.

‘Indien ik niet gekomen was
en tot hen gesproken had,
zouden zij geen schuld hebben;
nu echter hebben zij geen verontschuldiging
voor hun schuld.

Wie mij haat, haat ook mijn Vader.
Als ik onder hen niet de werken had gedaan
die niemand anders gedaan heeft,
dan zouden zij geen schuld hebben;
maar nu hebben zij deze gezien
en toch zowel mij als mijn Vader gehaat.

Maar opdat het woord vervuld zou worden
dat in hun wet staat geschreven:
“zij hebben mij gehaat zonder reden”.’

Johannes 15, 22-25

Pas op dit ogenblik valt uit de mond van de spreker dat weerbarstige woord ‘schuld’. ‘Zij’, – dat wil zeggen: de anderen, de vorsten dezer wereld, de tegenstanders en de dwarsdrijvers – hebben schuld dat zij Jezus gehaat hebben en nog haten, en er is geen verontschuldiging voor die schuld. Lees verder

Geplaatst in Johannes 15 | Reacties uitgeschakeld voor 27. De hogepriesters laten hun maskers vallen