En zijn ogen ten hemel heffend, zei hij:
‘Vader, het uur is gekomen.
Verheerlijk Uw zoon,
opdat de zoon U verheerlijke,
zoals Gij hem macht gegeven hebt over alle vlees,
opdat alles wat Gij hem gegeven hebt, –
dat hij hun eeuwigdurend leven geeft.
Dit is het eeuwigdurend leven:
dat zij U kennen, de enige waarachtige God
en hem die Gij gezonden hebt: Jezus Messias.
Ik heb U op aarde verheerlijkt
door het werk te volbrengen
dat Gij mij gegeven hebt te doen.
En nu verheerlijk mij, – Gij, Vader, bij Uzelf –
met de heerlijkheid die ik bij U had
voordat de wereld bestond.
Ik heb Uw Naam geopenbaard
aan de mensen die Gij mij uit de wereld gegeven hebt.
Zij waren van U
en Gij hebt ze aan mij gegeven,
en Uw woord hebben zij bewaard.
Nu weten zij, dat alles wat Gij mij gegeven hebt,
van U is;
dat ik de woorden die Gij mij hebt gegeven
aan hen gegeven heb,
en zij hebben ze aanvaard,
en zij weten naar waarheid
dat ik van U bent uitgegaan,
en zij hebben geloofd
dat Gij mij hebt gezonden.
Ik bid voor hen;
niet voor de wereld bid ik,
maar voor hen die Gij mij gegeven hebt,
dat zij van U zijn,
en al het mijne is van U
en het Uwe van mij,
en ik ben in hen verheerlijkt.
En ik ben niet langer in de wereld,
maar zij zijn in de wereld,
en ik kom naar U toe.
Heilige Vader,
Bewaar hen in Uw Naam
hen die Gij mij gegeven hebt,
opdat zij één mogen zijn zoals wij.
Zolang ik bij hen was,
heb ik hen bewaard in Uw Naam
die Gij mij hebt gegeven,
en ik heb gewaakt,
en niemand van hen is ten gronde gegaan,
behalve de zoon van de afgrond,
opdat de Schrift vervuld zou worden.
Maar nu ben ik op weg naar U toe,
en ik zeg dit in de wereld,
opdat zij mijn vreugde ten volle
in zich zouden bezitten.
Ik heb hun Uw woord gegeven,
en de wereld heeft hen gehaat,
omdat zij niet van de wereld zijn,
zoals ik niet van de wereld ben.
Ik vraag niet
dat Gij hen uit de wereld wegneemt,
maar dat Gij hen bewaart voor de boze.
Zij zijn niet van de wereld,
zoals ik niet van de wereld ben.
Heilig hen in de waarheid;
Uw woord is waarheid.
Zoals Gij mij gezonden hebt in de wereld,
zo zend ik hen in de wereld;
en vanwege hen heilig ik mijzelf,
opdat ook zij in waarheid geheiligd mogen zijn.
Niet alleen voor hen bid ik,
maar ook voor hen
die door hun woord in mij geloven,
opdat zij allen één zijn,
zoals Gij, Vader, in mij
en ik in U;
opdat zij ook in ons één zijn,
opdat de wereld gelove
dat Gij mij gezonden hebt.
Ik heb hun de heerlijkheid gegeven
die Gij mij gegeven hebt,
opdat zij één zijn zoals wij één zijn:
ik in hen
en Gij in mij,
opdat zij volmaakt één zijn,
opdat de wereld zal erkennen
dat Gij mij gezonden hebt
en hen hebt liefgehad.
Vader, ik wil
dat zij die Gij mij gegeven hebt,
ook mogen zijn waar ik ben,
opdat zij mijn heerlijkheid zien,
die Gij mij gegeven hebt
omdat Gij mij hebt liefgehad
vóór de grondlegging van de wereld.
Gerechte Vader,
de wereld kent U niet,
maar ik ken U,
en dezen hier weten
dat Gij mij gezonden hebt.
En ik heb hun Uw Naam geopenbaard
en ik zal blijven openbaren,
opdat de liefde waarmee Gij mij hebt liefgehad,
in hen moge zijn
en ik in hen’.
Johannes 17, 1b-26