41. Het uur komt

‘Kijk, het uur komt
en het is al aangebroken,
dat jullie allemaal verstrooid zult worden,
ieder voor zich,
en mij alleen laat;

en ik ben niet alleen,
want de Vader is met mij’.

Johannes 16,22

Het uur. In de aanvang van Jezus’optreden is dat uur al ter sprake gekomen, toen er op de bruiloft te Kana geen wijn was en zijn moeder Jezus daarop attendeerde. Het antwoord van Jezus op die bezorgde mededeling lijkt aanvankelijk afwijzend.

De later vertellende Johannes-gemeente laat Jezus daarin een beroep doen op zijn afkomst en soevereiniteit: ‘mijn uur is nog niet gekomen’, zegt hij. Niemand anders dan de Vader, zelfs Jezus niet, beslist wanneer het uur gekomen is en het koninkrijk Gods openbaar wordt. Jezus ‘weet’ wel wanneer het uur daar is (13,1; 17,1), maar het aanbreken van dat uur is een beslissing alleen van de Vader. Daar komt geen mens tussen, ook hij niet.

Veel later in het verhaal, dat wil zeggen: vandaag, is het wél zo ver. Het uur komt, ja, het is al aangebroken. De Vader heeft beslist dat het tijd wordt. De Johannes-gemeente, tientallen jaren nadien overdenkend over deze avond, waarop een nieuwe tijd begint, maakt van de aanvang van dat uur een weemoedig en haast dramatisch schilderij. Plaats, tijd en handeling zijn tot één geheel vervlochten. Er is een man aan het woord, vele uren lang, en om hem heen zitten de weinigen die hem tot dan toe trouw zijn gebleven. Het is nacht en binnenskamers. Daarbuiten, in de stad, worden de laatste voorbereidingen getroffen voor wat straks te gebeuren staat. Nog even is die man tezamen met de zijnen.

De cesuur tussen ‘nog niet’ en ‘nu’ valt aan het eind van deze avond. Nog een paar minuten. Het was, zeggen de Schriftkenners, donderdag 6 april. Een plek op de kalender, maar voor Johannes en zijn gemeente een nieuwe tijdrekening. Nog even en het wordt licht.

Dit bericht is geplaatst in Johannes 16. Bookmark de permalink.