‘Voorwaar, voorwaar, ik zeg jullie:
als jullie de Vader iets vraagt,
zal hij het jullie geven in mijn naam.
Tot nu toe hebben jullie niets in mijn naam gevraagd;
vraagt, en je zult verkrijgen,
opdat jullie vreugde volkomen zij’.
Johannes 16, 23b-24
Op de laatste avond van Jezus komt veel, bijna alles aan de orde. De rode draad die door al het gesprokene heen loopt, is het naderend – en voor de geloofsgemeente toen reeds lang verleden – afscheid.
Op velerlei wijzen troost en bemoedigt de spreker de achterblijvende leerlingen, dus de gemeenteleden: zijn woorden zijn vol van een haast moederlijke bezorgdheid; telkens en telkens weer verwoordt hij hun verdriet en hun beproeving, en hij put zich uit om dat leed te verzachten, de droefheid te stelpen en de (dagelijkse) weedom met steeds nieuwe verzekering en geloofsvertrouwen te verlichten.
Wat gebeurt en gebeuren gaat, is geen dood of verdelging, maar verheerlijking, verhoging; wat heengaan en afscheid lijkt, is in werkelijkheid blijvende aanwezigheid, thuiskomst en niet aflatende bijstand (de ‘parakletos’); datzelfde heengaan is geen einde, hoezeer het dat ook lijken mag -, maar een plaatsbespreking voor wie hem achterna komen; hoe mysterieus ook, er is een wederzien of in elk geval een hereniging; wat schijnt te zijn afgelopen, is in feite het begin van iets nieuws: de leerlingen zullen voortzetten wat Jezus gedaan en gezegd heeft, er is geen graf, geen ontbinding, maar levensbehoud, er is – het woord is bijna te versleten om het nog te gebruiken – opstanding. Kort gezegd, komt het erop neer, dat Jezus blijft – een voortdurend gerepeteerde uitdrukking in de gehele toespraak – en dat hij ‘er is’ en ‘komen zal’ en ‘te zien is’. Hij duurt voort en is de – ondanks alle schijn van het tegendeel – levende.
In die gedachtegang, in dat visioen past dat vaak misverstane en in warenhuistermen valsbegrepen woord: vraagt, en je zult verkrijgen. Alsof Jezus en zijn Vader een factotum zijn, een soort levensverzekering, een rente of een kapitaal. Als je de Messias achterna probeert te gaan en doen als hij, dan is je niets te veel of te moeilijk of onhaalbaar. Dood is geen dood. En doen is geen mislukken. Yes, we can. Het is een geloofsbelijdenis.