
'Wij' en 'zij' liggen niet vast. Dat blijkt alleen al uit de geschiedenis van de dominicanen, waar Jan Nieuwenhuis lid van is: de orde is gesticht om gelovend dichtbij gewone mensen te zijn, maar speelde in de late Middeleeuwen ook een kwalijke rol in de inquisitie, de strenge kerkelijke rechtbank. Op dit 15e eeuwse Spaanse schilderij kijkt Dominicus naar een boekverbranding. De katholieke boeken branden niet, die van de Katharen wel.
‘Dit heb ik jullie gezegd,
opdat jullie niet ten val komt.
Ze zullen je uit de synagoge bannen,
ja, er komt een uur
dat ieder die jullie doodt,
zal denken een daad van godsverering te stellen.
En zij zullen (jullie) dat aandoen,
omdat ze mijn Vader niet kennen noch mij.
Maar ik heb dit tot jullie gezegd,
opdat wanneer het uur komt,
jullie je zult herinneren dat ik het jullie gezegd heb.
Dat heb ik jullie vanaf bet begin niet gezegd,
omdat ik bij jullie was’.
Johannes 16, 1-4
Nergens in de hele afscheidstoespraak is Jezus zó openhartig en tegelijk zó genadeloos over ‘ze’, de anderen, de tegenstanders, als hier en nu. We hebben het al eens gehoord: die anderen, die dwarsdrijvers, – het zijn de opperpriesters, de religieuze elite, de hotemetoten van de tempel, degenen die uitmaken wat en hoe geloofd moet worden.
Johannes laat daar geen enkele twijfel over bestaan en brandmerkt het priesterdom als de doodsvijand van Jezus. Het is heerszuchtig naar de macht en – de woorden van Jezus zijn ongenadig – heidens en ongelovig. De tempelhiërarchie kent God niet en weet niet waar het die God om gaat en wat het wezen is van de religie.
Nu wordt de toespraak zo onomwonden als ze maar zijn kan. Die ‘ze’ zullen jullie – prille geloofsgemeente van Jezus – uit de synagoge bannen, dat wil zeggen: excommuniceren. Die excommunicatie is in die eerste jaren na Jezus’ dood klaarblijkelijk al feitelijk gebeurd. Wat nu gezegd wordt, is contemporain, op het lijf geschreven van de pasgeboren geloofsgemeente.
Het is alsof die gemeente, al vertellende en in herinnering roepende, steeds duidelijker het eigen verhaal hoort en herkent. Zij hoort Jezus spreken op haar eigen dag van vandaag. De toespraak van Jezus is geheugenwerk, zoals herinnering onuitwisbare, want presente ervaring is. Dingen uit het verleden kunnen wel eens zó rijmen met hedendaagse bevindingen, dat zij nauwelijks van elkaar te zijn onderscheiden. De woorden die er staan zijn vastgelegd op die laatste avond, natuurlijk, maar ze duren in feite tot het eind van de eerste eeuw. Ja, voor wie ze goed leest, zijn ze vandaag uitgesproken. Excommunicatie, verketterij, is geen verleden of achterhaalde tijd.