27. De hogepriesters laten hun maskers vallen

Reconstructie (Bijbels Museum, Amsterdam) van het uiterlijk van de hogepriester. Zijn bovenkleed is van blauwe wol, aan de zoom hangen kleine gouden belletjes, zodat het volk kan horen wanneer hij de tabernakel betreedt. Op het borstschild twaalf edelstenen met de namen van de twaalf stammen van Israël, die hij dus op het hart draagt.

‘Indien ik niet gekomen was
en tot hen gesproken had,
zouden zij geen schuld hebben;
nu echter hebben zij geen verontschuldiging
voor hun schuld.

Wie mij haat, haat ook mijn Vader.
Als ik onder hen niet de werken had gedaan
die niemand anders gedaan heeft,
dan zouden zij geen schuld hebben;
maar nu hebben zij deze gezien
en toch zowel mij als mijn Vader gehaat.

Maar opdat het woord vervuld zou worden
dat in hun wet staat geschreven:
“zij hebben mij gehaat zonder reden”.’

Johannes 15, 22-25

Pas op dit ogenblik valt uit de mond van de spreker dat weerbarstige woord ‘schuld’. ‘Zij’, – dat wil zeggen: de anderen, de vorsten dezer wereld, de tegenstanders en de dwarsdrijvers – hebben schuld dat zij Jezus gehaat hebben en nog haten, en er is geen verontschuldiging voor die schuld.

Wie dat zijn, gaat het afscheidswoord niet bij name noemen. Maar in het voorspel en vooral in het komende naspel van deze avond is dat overduidelijk. Vooral het door Johannes uitvoerig beschreven proces bij Pilatus morgen laat daar geen twijfel over bestaan: de schuldigen zijn de hogepriesters, dat wil zeggen de religieuze elite van Israël. Zij die garant moesten staan voor het geloof en de wetsgetrouwheid van Israël zijn verworden tot een zelfingenomen en op macht beluste bovenlaag die maar één doel voor ogen heeft: hun eigen machtsbezit.

Op het scherpst van het komende proces bij Pilatus wisselen de hogepriesters – zij worden uitdrukkelijk genoemd (19,15) – het joodse geloof en de Thora in voor een buiging voor de Caesar, dus voor de macht en het eigenbelang. Het volk is dan niet ter sprake. Het priesterdom doet de beslissende uitspraak en zet de stap naar volkomen en – religieus gesproken – letterlijk goddeloos verraad. In het hele verhaal van Johannes wordt de tempelhiërarchie telkens weer opgevoerd als dé tegenstrever en dé doodsvijand van Jezus; nu bij Pilatus laat die hiërarchie haar masker vallen en kiest voor de macht en voor de regering. Want de priesterheerschappij moet gehandhaafd worden. Dan maar tegen JHWH in.

Op deze avond is het woord van Jezus ongenadig over hen. Wat morgen gaat gebeuren, is een beslissende en perfide trouwbreuk van het religieuze leiderschap. Daar is geen enkele verontschuldiging voor. Laat staan een reden.

Dit bericht is geplaatst in Johannes 15. Bookmark de permalink.