21. De tempel is verwoest – maar niet het visioen

Macquette van de tweede tempel in Jeruzalem, in 70 na Chr. verwoest door de Romeinen.

‘Als jullie aan mij blijft
en als mijn woorden aan jullie blijven,
vraagt dan wat je wilt
en het zal je geschieden.

Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt,
dat jullie rijke vruchten dragen
en mijn leerlingen wordt’.

Johannes 15, 7-8

Zoals Noach in den beginne, uit de reddende ark getreden, van de aarde een wijngaard maakte, en zoals Jozua aan de welige vrucht van de wijnstok het land van melk en honing herkende, zo kan er nu – nu de ware wijnstok te bloeien begint – een nieuwe, florissante en onafzienbaar vruchtbare wijngaard komen, waarin opnieuw de Eeuwige zelf zal rondgaan als de zorgvolle wijnbouwer en de ranken persoonlijk door hem zullen worden verzorgd. Dat wordt het visioen van de messiaanse tijd. Alles gaat voortaan om de verbondenheid van de wijnstok met de ranken, van Jezus met hen die zijn leerlingen genoemd willen worden.

Dat profetische visioen stond al eeuwen in de stad Gods afgebeeld en hooggehouden: boven de ingang tot het heilige der heiligen van de herodiaanse tempel prijkte een enorme gouden wijnstok met ranken zo groot als een mens. Iedereen moest immers met eigen ogen kunnen waarnemen en er dagelijks aan herinnerd worden, hoe de messiaanse toekomst vanouds door de profeten gedacht is en hoe de nieuwe wereld eruit zou zien.

In het jaar 70 n.Chr. wordt de tempel, mét zijn gouden wijnstok, door de legioenen van Rome verwoest. Die vroege gemeente in Efese, eind eerste eeuw, moet daar op velerlei wijzen weet van hebben gehad. Het visioen, althans het zinnebeeld daarvan rond die tempel, is ten einde en met de grond gelijk gemaakt.

Maar dat visioen zelf is niet verwoest. Diezelfde gemeente had immers een mens leren kennen als een levengevende stam op wie zij geënt was. ‘Ik ben de wijnstok, de ware’ laat zij die mens zeggen, daarmee de draad opnemend van Noach, Jozua en David, de gouden draad ook van het tempelornament, die eens en voorgoed vernietigd was. Déze wijnstok – zegt de gemeente – is de ware, dat is: de echte, de vruchtdragende. Voortaan is hij hun levensgrond, hun vruchtbeginsel. De boom des levens van den beginne is in hem present gesteld. De nieuwe wereld is daar, ieder zit onder zijn eigen druiventrossen.

Is het geen overstelpend visioen, dat jij en ik daarbij mogen zitten?

Dit bericht is geplaatst in Johannes 15. Bookmark de permalink.