20. God is wijngaardenier – geen inquisiteur

Ikoon waarin Jezus de wijnstok is, verbonden met zijn apostelen.

‘Ik ben de wijnstok, jullie de ranken.
Wie aan mij blijft en ik aan hem,
die brengt veel vrucht voort,
want zonder mij kunnen jullie niets doen.

Als iemand niet aan mij blijft,
wordt hij weggeworpen als de rank die verdort,
en men verzamelt ze
en werpt ze in het vuur,
en ze verbranden’.

Johannes 15, 5-6

Het is bijna een arcadische allegorie, die de vroege gemeente hier aan Jezus in de mond legt. Zouden er in die jonge gemeente wijnboeren zijn geweest? De woorden van Jezus worden zó uit de alledaagse werkelijkheid geplukt, dat zij zelfs tweeduizend jaar later nog zonneklaar zijn.

Nog steeds is de Eeuwige zelf de wijngaardenier. Hij gaat zorgend rond door de wijngaard – Israël, moedertje aarde – en koestert elke rank om zoveel mogelijk goede vruchten te dragen; elke rank die geen vrucht draagt, snijdt hij af; en elke rank die vrucht draagt, snoeit hij opdat ze nog meer vrucht drage. Voor ‘snoeien’ staat hetzelfde woord als zuiveren, louteren. De wijngaardenier reinigt de zijnen. Hij zuivert, maakt schoon en klaart. Een boom die geen goede vruchten voortbrengt, is naar het spraakgebruik van de joden een boom die liegt (vgl. Hab.3,17). De wijnstok die dat wel doet, is dus een waarachtige, een echte, een geloofwaardige wingerd. Hij is het vruchtbeginsel voor nieuwe oogst, de bodem, de groeikracht voor nieuwe wijn.

De allegorie zegt dus niet dat Jezus de wijngaard van God is – die blijft onverwoestbaar het volk zelf waarmee de Eeuwige is getrouwd -, en evenmin dat Jezus de wijngaardenier is – want wie zou de Eeuwige kunnen vervangen of verbeteren in zijn niet aflatende zorg voor zijn wijngaard? Nee, deze Messias is de wijnstok, onderdeel en beginsel van de wijngaard. Elke rank aan hem – dat wil zeggen: ieder die hem achterna gaat en wil leven als hij – kan dit alleen door met hem verbonden te blijven, zoals een navelstreng met de moederkoek. Wie zichzelf van hem afsnijdt, verdort. Wie aan hem vast blijft houden, wordt vruchtbaar. Het gaat om de verbondenheid, de gemeenschap. Dat is het scharnier van de gelijkenis.

Verdort? En dan? In het vuur geworpen en verbrand. De beeldspraak die spreker en toehoorders dagelijks zelf zagen en meemaakten, heeft in de geschiedenis daarna fantasieën en schrikbeelden opgeroepen van hel en verdoemenis, waarmee menigeen in zijn of haar jeugd belaagd om niet te zeggen om hals gebracht is. Ten onrechte. God is een wijngaardenier en geen inquisiteur. De brandstapel van later is een verdoemelijke miskenning, ja een verraad van de niet aflatende zorg van de wijngaardenier. De ware wijnstok zou zo’n verkramping, ja zo’n godslastering nooit hebben kunnen bedenken.

Dit bericht is geplaatst in Johannes 15. Bookmark de permalink.