
Trotse wijnboer in de Duitse Moezelstreek. (Foto van Google maps).
‘Ik ben de wijnstok, de ware,
en mijn Vader is de wijnbouwer.
Elke rank aan mij die geen vrucht draagt,
snijdt hij af,
en elke rank die vrucht draagt
reinigt hij,
opdat ze nog meer vrucht draagt’.
Johannes 15, 1-2
Het gaat dus gewoon door. Jezus staat niet op en gaat niet weg uit de zaal.
Nu begint wat heet de ‘tweede’ afscheidsgroet. Die tweede groet heeft iets met de eerste gemeen. Het lijkt wel, of zij naast elkaar hebben gelegen toen degene die hen bundelde hen vóór zich had liggen. Maar er zijn ook verschillen. In de zo genoemde ‘tweede’ toespraak is de gemeente van gelovigen veel dringender aanwezig dan in de eerste. Weliswaar zijn de toehoorders minder spraakzaam dan in de eerste, maar nog sterker dan daar spelen nu de eigen ervaringen en de eigentijdse geschiedenis van de jonge gemeente mee. Het is één en al weerspiegeling van die jonge gemeente, die in de woorden van Jezus te vermoeden en te doorzien valt. Het is, net als de eerste, geheugenwerk, maar ook tegenwoordige ervaring. Misschien zelfs ervaring van ons nu.
De tweede toespraak begint met de overbekende, maar in deze context nieuwe en hedendaagse beeldspraak van de wijnstok. Het is in het evangelie van Johannes het zevende ‘Ik ben’-woord. Dat zijn als het ware de uitwaaieringen, de uitstallingen van de oeroude ‘Ik ben’-naam van de Eeuwige, uitgesproken aan Mozes bij het brandende braambos. In een zevenvoudige allegorie spreekt Jezus over zichzelf. De zevende is de laatste en tevens de hoogste. Jezus geeft een definitie, – of beter gezegd: de jonge gemeente legt Jezus een zevenvoudige definitie, zelfbepaling, in de mond, daarbij onbeschroomd verwijzend naar het braambos.
De beeldspraak van de wijnbouwer was gemeengoed in Israël. In de achtste eeuw vóór Christus gaan de profeten Israël zelf de wijngaard noemen en de Eeuwige is de wijnbouwer (Jes.5,1 en 7). Het profetisch visioen ziet God zelf als een wijnbouwer tussen zijn geliefde wijnstokken door sjouwen, koesterend, stenen loswrikkend, bemestend en snoeiend. Het beeld van de zwoegende wijngaardenier was niet te min, integendeel, om de dagelijkse en niet aflatende zorg van God voor zijn volk te omschrijven en te verbeelden. Zo is de wijnbouwer van Israël. Dag in, dag uit.